Het nut van een deelbaarheidsbeding voor een niet-concurrentiebeding

Met arresten van 23 januari en 25 juni 2015 bevestigde het Hof van cassatie dat een niet-concurrentiebeding dat niet aan de wettelijke vereisten voldoet onder bepaalde voorwaarden toch als gedeeltelijk geldig kan weerhouden worden.

Niet-concurrentiebeding

In overeenkomsten zoals bijvoorbeeld een overdracht van handelszaak of een overeenkomst van zelfstandige samenwerking wordt vaak voorzien in een niet-concurrentiebeding. Het opnemen van een niet-concurrentiebeding in een overeenkomst is echter een beperking van de vrijheid van handel en nijverheid. Een vrijheid die teruggaat tot 1791 en in het Decreet d’Allarde is opgenomen. Thans is deze vrijheid van handel en nijverheid terug te vinden in artikel II.2 van het Wetboek Economisch Recht. Traditioneel vergt een niet-concurrentiebeding daarom drie elementen die opgenomen moeten worden opdat het als een toegelaten beperking van de vrijheid van handel en nijverheid zou kunnen beschouwd worden. Een niet-concurrentiebeding moet beperkt zijn naar voorwerp, territorium en duur.
  • Met voorwerp wordt bedoeld dat de partijen moeten aangegeven welke activiteiten niet mogen worden uitgeoefend om geen schending van het niet-concurrentiebeding te hebben.
  • Het territorium wordt geografisch omschreven.
  • De duurtijd wordt veelal in jaren uitgedrukt.
De beperking moet meer zijn dan een louter formele beperking, het mag m.a.w. niet gaan om een beperking die in de realiteit neerkomt op quasi-onbeperkt, zoals een niet-concurrentiebeding dat 20 jaar duurt bijvoorbeeld. Is er toch één van deze drie elementen onbeperkt of quasi-onbeperkt, dan is het de vraag of het hele niet-concurrentiebeding nietig verklaard kan worden, dan wel of het beperkte uitwerking kan krijgen.

Arresten Hof van cassatie

Het arrest van 23 januari 2015 (AR C.13.0579.N, www.cass.be) betrof een overeenkomst tot overdracht van onderneming. In de overeenkomst was een niet-concurrentiebeding van maar liefst 17 jaar opgenomen. In de overeenkomst hadden partijen ook een deelbaarheidsbeding opgenomen. Dit beding bepaalde dat: “bepalingen die door de nietigheid aangetast of ongeldig zouden zijn, blijven bindend voor het gedeelte ervan dat wettelijk toegelaten is”. Het Hof van Beroep te Gent achtte een niet-concurrentiebeding van 17 jaar te lang en in strijd met de vrijheid van handel en nijverheid, zodat het integraal nietig verklaard werd. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de appelrechters hadden rekening moeten houden met de wil van partijen en de mogelijkheid om het niet-concurrentiebeding te beperken tot de overschrijding van de niet toegelaten duur en zij hadden het beding niet zonder meer in haar geheel mogen vernietigen. Met haar arrest van 25 juni 2015 (C.14.0008.F, www.cass.be) bevestigt het Hof deze rechtspraak. Het Hof van Beroep te Luik had namelijk een niet-concurrentiebeding integraal vernietigd omdat het gold in België en het buitenland, wat geen daadwerkelijke territoriale beperking is. Nochtans voorzag de overeenkomst dat nietige clausules in de mate van dat zij gedeeltelijk geldig zouden kunnen zijn in die mate toch behouden dienen te blijven. Het Hof van Cassatie oordeelde daarop dat de rechter de nietigheid dient te beperken tot dat deel ervan dat ingaat tegen de openbare orde, in zoverre tenminste dat dit overeenstemt met de wil van de partijen zoals uitgedrukt in de overeenkomst.

Advies

Om te vermijden dat een niet-concurrentiebeding integraal nietig zou kunnen verklaard worden mocht de rechter menen dat het onvoldoende beperkt is qua voorwerp, territorium en duur, is het aangeraden om een deelbaarheidsbeding ("severability clause") te voorzien in de overeenkomst. Door een deelbaarheidsbeding op te nemen maken partijen duidelijk dat zij het niet-concurrentiebeding dat de toepasselijke limieten zou overschrijden, toch zullen aanvaarden in de mate van de maximaal toelaatbare beperking. In geval van betwisting ligt dan bij de rechter de belangrijke taak om te bepalen wat maximaal toelaatbaar is gelet op de concrete omstandigheden van de zaak. Gelet op het uiteenlopend karakter van de rechtspraak over dit onderwerp leidt dit weliswaar tot een zekere onvoorspelbaarheid, zodat het nog steeds voorzichtiger is zich in eerste instantie te richten op het formuleren van een geldig niet-concurrentiebeding dan op het deelbaarheidsbeding te rekenen. Een optie is dat het deelbaarheidsbeding een verplichting tot heronderhandeling inhoudt, waarbij voorzien wordt dat partijen te goeder trouw zullen onderhandelen om het niet-afdwingbare beding te vervangen door een geldig, afdwingbaar beding dat de toepasselijke limieten wel respecteert.

Arbeidsrecht

Het arbeidsrecht kent ook de figuur van het niet-concurrentiebeding, nl. in artikel 65 van de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten (AOW). Indien de voorwaarden van artikel 65 AOW niet zijn gerespecteerd, dient de rechter de nietigheid ervan uit te spreken. Het Hof van Cassatie heeft reeds geoordeeld dat een gedeeltelijk ongeoorloofd niet-concurrentiebeding van een werknemer geen beperkte uitwerking kan hebben (Cass. 3 februari 1971, JTT 1971, 187). Het ongeoorloofde niet-concurrentiebeding van een werknemer is derhalve volstrekt nietig en kan niet beperkt worden door de rechter, zelfs als men een deelbaarheidsbeding in de arbeidsovereenkomst zou opnemen.