De nietigheidssanctie bij de niet naleving van de precontractuele informatieplicht

Auteur(s): Bert Gregoir Jan van Wynsberghe
Categorie: Contractenrecht,
Geplaatst op: 27 november 2015
Met het arrest van 17 september 2015 schept het Hof van cassatie duidelijkheid omtrent de mogelijkheid om de nietigheid van een commerciële samenwerkingsovereenkomst in te roepen wegens het niet naleven van de precontractuele informatieplicht.

De precontractuele informatieplicht, quid?

De precontractuele informatieplicht werd in het leven geroepen door de Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten. De bedoeling van de wetgever bestond er voornamelijk uit om franchisenemers, die bij het afsluiten van een franchise-overeenkomst vaak de zwakkere partij zijn, te beschermen. De wettelijke regeling legt aan partijen de verplichting op om voorafgaand aan de sluiting van een commerciële samenwerkingsovereenkomst bepaalde informatie te delen. Naar aanleiding van de invoering van het Wetboek van Economisch Recht werd de oorspronkelijke wet van 2005 inmiddels opgeheven. Tegenwoordig vinden we de wettelijke precontractuele informatieplicht terug in Boek X van het Wetboek van Economisch Recht (WER) dat op 31 mei 2014 in werking trad. Hierbij maakte de wetgever van de gelegenheid gebruik om het toepassingsgebied van de precontractuele informatieplicht uit te breiden.

Toepassingsgebied

De regeling inzake de precontractuele informatieplicht is van toepassing op de sluiting van commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Wat we exact onder commerciële samenwerkingsovereenkomst dienen te verstaan wordt gedefinieerd in Boek I.: Definities van het WER, met name:
Een overeenkomst gesloten tussen meerdere personen, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meerdere van de volgende vormen:
  • een gemeenschappelijk uithangbord;
  • een gemeenschappelijke handelsnaam;
  • een overdracht van know how;
  • een commerciële of technische bijstand.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de wetgever een ruime definitie hanteert. Zo zal de precontractuele informatieplicht onder meer van toepassing zijn op bepaalde handelsagentuurovereenkomsten. De wetgever beperkte anderzijds het toepassingsgebied door te stellen dat bij de sluiting van verzekeringsagentuurovereenkomsten en bankagentuurovereenkomsten niet aan de precontractuele informatieplicht van Boek X dient voldaan te worden.

Welke precontractuele informatie dient meegedeeld te worden?

De partij die in het kader van de sluiting van een commerciële samenwerkingsovereenkomst een recht verleent (bij franchising: de franchisegever), dient aan de wederpartij ten minste één maand voor het sluiten van de overeenkomst een ontwerp van deze overeenkomst en een afzonderlijk document te overhandigen met de gegevens vermeld in artikel X.28 WER. Met betrekking tot de hernieuwing van een commerciële samenwerkingsovereenkomst voor een bepaalde duur legt de wetgever een mildere precontractuele informatieplicht op.

Sanctie bij niet naleving van de precontractuele informatieplicht

Indien de precontractuele informatieplicht niet of niet correct nageleefd wordt, verkrijgt de partij die op basis van de commerciële samenwerkingsovereenkomst de informatie moest krijgen, het recht zich beroepen op artikel X.30 WER dat het mogelijk maakt om de nietigheid van de samenwerkingsovereenkomst in te roepen. De wet stelt dat de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst dient ingeroepen te worden binnen de twee jaar na het sluiten van de overeenkomst.

Arrest Hof van cassatie

Uit de praktijk rees de vraag of de tweejarige inroepingstermijn geldt voor het instellen van een rechtsvordering tot vaststelling van de wettelijk voorziene nietigheid, dan wel of het volstaat de nietigheid binnen die termijn louter in te roepen. Het Hof van cassatie besloot dat de termijn van twee jaar geldt voor het loutere inroepen van de nietigheid. Dit kan bijvoorbeeld al door middel van een aangetekend schrijven. In haar arrest van 17 september 2015 (C.14.0343.N, www.cass.be) stelde het Hof van cassatie met name dat de tweejarige termijn niet van toepassing is op het instellen van een rechtsvordering tot vaststelling van deze nietigheid, op voorwaarde dat de loutere inroeping wel tijdig gebeurde.