Werkgeversbijdragen RSZ kunnen worden herleid in de wco

Auteur(s): Pierrick De Deken
Geplaatst op: 26 juni 2017

Het hof van beroep te Luik heeft zich recent uitgesproken over de vraag of de schuldvordering van de RSZ m.b.t. de werknemers- en werkgeversbijdrage kan worden herleid in het reorganisatieplan in een wco-procedure.

Artikel 49/1, vierde lid wco

De schuldvordering van de gewone schuldeisers in de wco-procedure kunnen worden herleid tot minstens 15%.

Met ingang van 1 augustus 2013 voerde de wetgever artikel 49/1 toe aan de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen (wco). Artikel 49/1, vierde lid wco bepaalt dat:

“Het plan kan geen vermindering of kwijtschelding bevatten van schuldvorderingen die zijn ontstaan uit vóór de opening van de procedure verrichtte arbeidsprestaties.”

Het doel van de wetgever was om de werknemers te beschermen. De wetgever wilde vermijden dat werkgevers in de periode net voorafgaand aan de opening van de gerechtelijke reorganisatie overgingen tot ontslag. Deze werknemers zouden met hun opzeggingsvergoeding een openstaande schuldvordering t.o.v. de onderneming hebben in de procedure tot gerechtelijke reorganisatie. De werkgever kon vervolgens in zijn reorganisatieplan een verminderde opzeggingsvergoeding voorzien.

Met de invoering van artikel 49/1, vierde lid wco werd daar paal en perk aan gesteld.

De fiscus en artikel 49/1, vierde lid wco

Hoewel de wetgever de bedoeling had om de werknemers te beschermen, heeft de fiscus dit nieuwe wetsartikel aangegrepen om te trachten zijn schuldvordering tot terugbetaling van de achterstallige bedrijfsvoorheffing onaangetast te laten. Indien de fiscus succesvol zou kunnen argumenteren dat zijn schuldvordering m.b.t. de bedrijfsvoorheffing onder het toepassingsgebied van artikel 49/1, vierde lid wco zou vallen, dan zou de schuldenaar-werkgever deze schuldvordering niet kunnen herleiden in het reorganisatieplan.

Deze stelling werd voorgelegd aan het Grondwettelijk Hof, en met zijn arrest van 24 maart 2016 aanvaardde het Grondwettelijk Hof het standpunt van de fiscus. Onder verwijzing naar de loonbeschermingswet was het Grondwettelijk Hof van oordeel dat de bedrijfsvoorheffing viel onder het toepassingsgebied van artikel 49/1, vierde lid wco en dus niet kon worden verminderd in het reorganisatieplan.

De RSZ en artikel 49/1, vierde lid wco

De RSZ heeft vervolgens het arrest van 24 maart 2016 van het Grondwettelijk Hof aangegrepen om te argumenteren dat zijn schuldvorderingen m.b.t. de werknemersbijdragen en de werkgeversbijdragen die zijn ontstaan vóór de opening van de procedure, eveneens onder het toepassingsgebied van artikel 49/1 lid 4 wco vallen.

Recent heeft het hof van beroep te Luik met een arrest van 23 mei 2017 zich over deze kwestie uitgesproken. Onder verwijzing naar de Loonbeschermingswet, stelt het hof van beroep te Luik dat de werknemersbijdragen, net zoals de bedrijfsvoorheffing, gelden als looncomponent en de bescherming van artikel 49/1, lid 4 wco genieten . De werkgeversbijdragen daarentegen worden niet aanzien als een looncomponent van de werknemer, en genieten deze bescherming niet.

De werkgeversbijdragen kunnen dus wel worden verminderd in het reorganisatieplan.

Kanttekening: wat zegt het Hof van Cassatie?

Het Hof van Cassatie heeft zich eveneens uitgesproken over de kwestie van de bedrijfsvoorheffing en de bescherming van artikel 49/1, vierde lid wco. Met zijn arrest van 16 juni 2016 stelde het Hof van Cassatie dat de wetgever niet de bedoeling had om de aard van de schuldvordering te beschermen, maar de hoedanigheid van de schuldenaar, m.n. de werknemers. Volgens het Hof van Cassatie valt de schuldvordering tot betaling van de bedrijfsvoorheffing van de fiscus niet onder het toepassingsgebied van artikel 49/1, vierde lid wco en kan deze dus in een reorganisatieplan wel verminderd worden.

Het laatste woord is dus over deze kwestie zeker nog niet gezegd.