Wikken en wegen: wanneer is iets een niet-concurrentiebeding?

De arbeidsovereenkomst wordt wel eens beschouwd als een administratieve formaliteit.

Een uitspraak van het Hof van Cassatie bevestigt dat het opmaken van een arbeidsovereenkomst (nog) steeds de nodige aandacht vereist.

Clausule = niet-concurrentiebeding?

Het Hof van Cassatie heeft op 19 maart 2018 een oordeel geveld in een dossier waar een werknemer de betaling vorderde van een uitwinningsvergoeding, op basis van een vermeend statuut van handelsvertegenwoordiger. 

Indien bij handelsvertegenwoordiging een niet-concurrentiebeding is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, geldt een wettelijk vermoeden van aanbreng van cliënteel. Indien de werkgever er dan niet in slaagt om te bewijzen dat de werknemer geen cliënteel heeft aangebracht of geen nadeel heeft geleden door beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is een uitwinningsvergoeding verschuldigd, als compensatie voor het cliënteel dat deze (al dan niet) aanbracht. 

De werknemer argumenteerde in het kader van de gerechtelijke procedure dat de arbeidsovereenkomst een niet-concurrentieverplichting bevatte, nl.:

Discretie en niet-concurrentiebeding

De werknemer verbindt zich tot het niet-informeren van derden over de professionele geheimen van de werkgever en om geen daden te stellen van onwettige concurrentie of daaraan deel te nemen, noch om de naam en de reputatie van de werkgever in diskrediet te brengen.” 

Het Hof van Cassatie bevestigde de argumentatie van de werknemer, beschouwde deze clausule als een niet-concurrentiebeding, en erkende dat de uitwinningsvergoeding verschuldigd was.

Clausule lijkt niet bedoeld als niet-concurrentiebeding

Hoogstwaarschijnlijk was het nooit de bedoeling van de werkgever om deze clausule aan te merken als een niet-concurrentiebeding. 

De inhoud van de clausule stemt eigenlijk (min of meer) overeen met de inhoud van artikel 17, 3° Arbeidsovereenkomstenwet, dat de wettelijke verplichtingen van de werknemer vermeldt die gelden na het einde van de arbeidsovereenkomst:

  • alle fabrieksgeheimen en vertrouwelijke informatie van de werkgever moeten geheim blijven;
  • oneerlijke concurrentie is verboden.

Deze wettelijke verplichtingen zijn echter geen niet-concurrentiebeding.

Om geldig te zijn, moet een normaal niet-concurrentiebeding als bediende bv. een maximumduur hebben, een compenserende vergoeding gelijk aan de helft van de duur voorzien, zich beperken tot gelijkaardige activiteiten, en bovendien met aanduiding van een regio waarin het geldt. Deze informatie is niet vermeld in de clausule hierboven vermeld, zelfs niet gedeeltelijk.

Cassatie is waarschijnlijk gevallen over het woord “niet-concurrentiebeding”

Het is aannemelijk dat het Hof van Cassatie is gevallen over het woord “niet-concurrentiebeding” in de titel van de clausule. De overige inhoud van de clausule bevat nl. geen niet-concurrentieverplichting die verder gaat dan de wettelijke regeling omtrent vertrouwelijkheid en oneerlijke concurrentie.

De clausule had dus eigenlijk nooit de titel “niet-concurrentieverplichting” moeten dragen, maar had eerder “discretie en oneerlijke concurrentie” of “discretie en onwettige concurrentie” moeten zijn, om de lading correct te dekken.

Conclusie: wikken en wegen van woorden

Uit het bovenstaande volgt dat het zeer belangrijk is om een correcte woordkeuze te maken in de arbeidsovereenkomst.  Kies dus niet voor het woord “concurrentiebeding”, waar dit niet daadwerkelijk de bedoeling is, of niet het geval is.

Indien men onzorgvuldig is, kan dit kwalijke gevolgen hebben, zoals voldoende blijkt uit de besproken uitspraak.