Een vetorecht voor langdurig zieke werknemers tegen de opstart van een re-integratietraject?

Eind 2022 werd de regelgeving in verband met het re-integratietraject voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers grondig gewijzigd.

Het belangrijkste gevolg van deze wijziging is dat er nu 2 soorten trajecten zijn:

  1. het traject van de werknemer die het overeengekomen werk tijdelijk of definitief niet kan uitoefenen, met het oog op de re-integratie van de werknemer in de onderneming;
  2. het traject met het oog op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht overeenkomstig artikel 34 van de Arbeidsovereenkomstenwet, een bijzondere procedure;

Er is intussen over deze nieuwe wetgeving al heel wat inkt gevloeid; tegelijk heeft het ook wel wat wenkbrauwen doen fronsen.

In deze bijdrage wensen wij de aandacht te vestigen op één bijzonderheid die daartoe aanleiding heeft gegeven.

1.                  De wetgeving voorziet nu voor het re-integratietraject de mogelijkheid voor de werknemer om te weigeren mee te werken aan het re-integratietraject. Voordien was daar geen sprake van.

Wat het traject met het oog op re-integratie betreft, stelt artikel I.4-73, §2, laatste lid Codex over het Welzijn op het Werk:

“De preventieadviseur-arbeidsarts en de werkgever doen de nodige inspanningen om ervoor te zorgen dat de uitnodiging de werknemer bereikt. Als de werknemer niet ingaat op de uitnodiging van de preventieadviseur-arbeidsarts, nadat hij 3 keer werd uitgenodigd, waarbij er telkens minstens 14 kalenderdagen tussen de uitnodigingen zit, wordt het re-integratietraject beëindigd, en worden de adviserend arts en de werkgever daarvan verwittigd.”

Het re-integratietraject zal dus na 3 onbeantwoorde of afgewezen uitnodigingen als beëindigd beschouwd worden, conform artikel I.4-76 Codex over het Welzijn op het Werk. Er kan in de toekomst wel steeds een nieuw traject opgestart worden.

De vraag rijst hoe deze bepaling te rijmen valt met de (reeds bestaande) verplichting van werkgever en werknemer om mee te werken aan het vlot verloop van het re-integratietraject om de slaagkansen van de re-integratie te bevorderen (artikel I.4-78 Codex over het Welzijn op het Werk)….

2.                  Ook met betrekking tot de bijzondere procedure voor de medische overmacht voorziet de wet in een dergelijke bepaling. Artikel I.4-82/1, §2, tweede lid Codex over het Welzijn op het Werk luidt:

“Als de werknemer 3 keer niet ingaat op de uitnodiging van de preventieadviseur-arbeidsarts in een periode van 3 maanden, waarbij er telkens minstens 14 kalenderdagen tussen de uitnodigingen zit, deelt de preventieadviseur-arbeidsarts dit mee aan de werkgever.”

De bijzondere procedure zal dus niet opgestart of verdergezet kunnen worden.

In het kader van deze procedure wordt echter zelfs niet voorzien in een expliciete verplichting voor werkgever en werknemer om mee te werken aan het vlot verloop ervan. 

3.                  Uiteraard kunnen er medische redenen zijn voor de werknemer om niet in te gaan op de uitnodiging van de arbeidsarts, maar de praktijk heeft evengoed geleerd dat er soms ook moedwillig niet wordt ingegaan op dergelijke uitnodigingen.

Onder de oude wetgeving oordeelde de FOD WASO dat wanneer de arbeidsongeschikte werknemer zou weigeren om zijn medewerking te verlenen, dit een grond kan opleveren voor een ontslag om dringende reden. Dit werd ook in rechtspraak bevestigd.

De rechtspraak zal zich gelet op de wetswijziging wellicht coulanter moeten opstellen. De wet voorziet nl. in de mogelijkheid (en dus het recht?) voor de werknemer om tot 3 keer toe niet in te gaan op een uitnodiging.

4.                  Betekent dit dat een werknemer eigenlijk een vetorecht heeft tegen het opstarten van het re-integratietraject dan wel de bijzondere procedure met het oog op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht?

Dat lijkt op het eerste zicht zo te zijn en alleszins tot 3 keer toe.

Maar ook hier geldt het algemeen principe dat niemand zich schuldig mag maken aan rechtsmisbruik. Wie zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst, maakt misbruik van zijn recht (cfr. artikel 1.10 BW).

De vraag rijst wanneer die grens dan bereikt is, wanneer de werkgever de werknemer die herhaaldelijk niet ingaat op de uitnodiging van de arbeidsarts kan ontslaan om dringende reden, wanneer het gedrag van de werknemer foutief is…

De arbeidsrechtbanken en - hoven zullen zich hierover moeten uitspreken.

5.                  In elk geval is het raadzaam voor de werknemer om niet willekeurig de uitnodigingen van de arbeidsarts onbeantwoord te laten of daarop niet in te gaan, om een eventuele re-integratie of beëindiging van de arbeidsovereenkomst te voorkomen. Tegelijk is het voor de werkgever raadzaam niet al te snel te beslissen tot een ontslag om dringende reden bij een aanhoudende weigering van de werknemer om in te gaan op de uitnodiging van de arbeidsarts. Voor beide partijen zal het van belang zijn goed te communiceren met elkaar.

Zoals steeds moet elk dossier beoordeeld worden rekening houdend met de concrete omstandigheden. Uiteraard kan ons kantoor u daarin bijstaan.